vrijdag 2 april 2010

Ballade van de Gasfitter I-II

De ballade van de Gasfitter van Gerrit Achterberg bestaat uit 14 sonnetten. Er is heel veel over geschreven, omdat de cyclus niet eenvoudig te doorgronden is. Niet te veel nadenken, zou ik zeggen, gewoon genieten.

Gij hebt de huizen achterom bereikt.
Aan de voorgevels, tussen de gordijnen,
Blijft ge doorlopend uit het niet verschijnen
Wanneer ik langs kom en naar binnen kijk.

Al moet ge in ’t voorbijgaan weer verdwijnen,
Het volgend raam geeft me opnieuw gelijk.
Daar wonen ene Jansen en de zijnen,
Alsof ge mij in deze naam ontwijkt.

Maar dat zegt niets. De deuren zijn geduldig;
Hebben een bel, een brievenbus, een stoep.
De appelkoopman lokt u met zijn roep.
En valse sleutels zijn er menigvuldig.
Ook kan ik binnenkomen, doodonschuldig
En tot uw dienst, gasfitter van beroep.


II

Dan – op klaarlichte dag bij u aan ’t werk,
vermomd als man van de gemeente – gaan
mijn ogen in het rond en zien u staan.
Maar langzaam wordt de zoldering een zerk.

De muren zijn van aarde. Wij beslaan.
De kamer is verzadigd, naar ik merk.
Het kan ook niet. Ik draai de schroeven aan.
Zolang ik mij tot deze taak beperk

blijven we voor elkaar incognito,
terwijl ik bezig ben, gebukt, geknield,
of op mijn buik naga wat eraan scheelt.
En al maar denken: het is beter zo.
Doodzwijgen door een hamerslag vernield.
Doodslagen die de hamerslagen heelt.