zondag 2 december 2012

Ik droomde dat ik langzaam leefde

TIJD

Ik droomde, dat ik langzaam leefde
langzamer dan de oudste steen.
Het was verschrikkelijk: om mij heen
schoot alles op, schokte en beefde,
wat stil lijkt. ‘k Zag de drang waarmee
de bomen zich uit de aarde wrongen
terwijl ze hees en hortend zongen;
terwijl de jaargetijden vlogen
verkleurende als regenbogen…
Ik zag de tremor van de zee,
zijn zwellen en weer haastig slinken,
zoals een grote keel kan drinken.
En dag en nacht van korte duur,
vlammen en doven: flakkrend vuur.
De wanhoop en vanzelfsprekendheid
in de gebaren van de dingen
die anders star zijn, en hun dringen,
hun ademloze, wrede strijd…
Hoe kón ik dat niet eerder weten?
niet beter zien in vroeger tijd?
Hoe moet ik het weer ooit vergeten?

M. Vasalis, uit Parken en Woestijnen. Uitgeverij van Oorschot 1940

dinsdag 17 juli 2012

Rutger Kopland: De vraag wie ze is

De vraag wie ze is


Intussen huist ze al zo lang in mijn hoofd
en al zo bijna overal - maar wie ze is

een zinloze vraag, je zoekt in je herinneringen
naar iets onvoorstelbaars, ik weet het, maar
ook zinloze vragen vragen een antwoord

eigenlijk is ze nog steeds die jonge vrouw
die ik ooit toevallig ergens tegenkwam
- maar wie ze is - in mijn hoofd
vind ik haar niet terug

er zijn momenten dat ik ineens weer weet
dat de mens eenzaam is, ook ik

en dat ik naar haar kijk en denk: zij daar
dat is ze, zo zichtbaar, zo sterfelijk

dinsdag 10 juli 2012

Alles blijft - Gerrit Komrij


Alles blijft

Daar stond een muur die ik heb aangeraakt.
De muur werd afgebroken. Van het puin
werd verderop een fundament gemaakt.
Ik plantte een fruitboom in mijn oude tuin.

Die werd geasfalteerd. Vijf meter diep
Houdt zich een wortelstronk nog grommend koest.
Vijf eeuwen lang desnoods. De Spaanse griep
Landt ooit op Mars omdat ik heb gehoest.

Er was een vriend aan wie ik heb geschreven,
Een rots waar ik mijn naam in heb gekerfd.
Je bent een deel van alles bij je leven
En alles blijft bestaan wanneer je sterft.

Uit: Alle gedichten tot gisteren (1999)

vrijdag 6 juli 2012

Emily Dickinson

I lost a world – the other day
Has anybody found?
You’ll know it by the row of stars
Around its forehead bound.
A rich man – might not notice it –
Yet – to my frugal eye,
Of more esteem than ducats –
Oh find it – Sir – for me!

maandag 28 mei 2012

Botshol, Judith Herzberg

 

Altijd bang in nachtdiep water
dat is bang aan land.

Dit is geen hol, eerder een leegte
geen stootrand voor begrip, begeerte,

noch een grot met ruwe wanden
waarin op de tast.

Zonder randen ligt het zonder
berm, horizon, houvast.

Geen bodem waarop schaduw meevaart.
Helder het zwartst.

Onttrekt zich in verte aan verte
onttrekt zich in vlakte.

Water onder water
luistert niet. Likt niets los.


Als je meer wilt weten over de betekenis van het gedicht en over de dichteres raadpleeg het prachtige artikel in Ons Erfdeel.

vrijdag 3 februari 2012

KIJKOor

Kun je houden zonder handen
liefde meten zonder maat
kun je houden zonder oordeel,
zonder voordeel,
onzelfzuchtig, zonder baat
kan ik in jouw huizen houden
zonder hypotheek?

Kun je in gedachten reizen
zonder ritme zonder tijd
kun je klok zijn zonder tikken,
zonder wijzer tijdloos leven
kun je zonder te bezitten geven
zijn er dagen zonder week

Wees kind met je ouders
lach maar
zing alleen in koor
zonder zorgen
op je schouders
droom maar met je ogen open
kijk maar met je oor

wouter stips mei 2011

donderdag 2 februari 2012

Wyslawa Szymborska is overleden

Wyslawa Szymborska, de Poolse dichteres die in 1996 de Nobelprijs voor literatuur kreeg, is vannacht in haar slaap overleden. Een vredige dood die haar zo gegund is. Wyslawa was de dichteres van het gewone woord en de gewone dingen. Voor de goede lezer lag er veel te genieten achter de woorden. Ze schrijft in de spreekstijl, alsof ze in haar huiskamer hardop tegen zichzelf praat. De taal die we dagelijks gebruiken is met zijn valkuilen en dubbelzinnigheden al wonderlijk genoeg.



Het leven op aarde is tamelijk goedkoop.
Voor dromen bijvoorbeeld betaal je hier geen cent.
Voor illusies – pas als je ze kwijt bent.
Voor het hebben van een lichaam – alleen met dat lichaam.

donderdag 26 januari 2012

Home no more home to me

Het gedicht Home no more home to me van Robert Louis Stevenson was de opgave voor het Gooise poëziefestival. Gisteren werd in De Engel de winnende vertaling bekend gemaakt. Voor deze vertaling en het interessante juryrapport kunt u terecht op de website van de bibliotheek.


Home no more home to me, whither must I wander?
Hunger my driver, I go where I must.
Cold blows the winter wind over hill and heather;
Thick drives the rain, and my roof is in the dust.
Loved of wise men was the shade of my roof-tree.
The true word of welcome was spoken in the door --
Dear days of old, with the faces in the firelight,
Kind folks of old, you come again no more.

Home was home then, my dear, full of kindly faces,
Home was home then, my dear, happy for the child.
Fire and the windows bright glittered on the moorland;
Song, tuneful song, built a palace in the wild.
Now, when day dawns on the brow of the moorland,
Lone stands the house, and the chimney-stone is cold.
Lone let it stand, now the friends are all departed,
The kind hearts, the true hearts, that loved the place of old.

Spring shall come, come again, calling up the moorfowl,
Spring shall bring the sun and rain, bring the bees and flowers;
Red shall the heather bloom over hill and valley,
Soft flow the stream through the even-flowing hours;
Fair the day shine as it shone on my childhood --
Fair shine the day on the house with open door;
Birds come and cry there and twitter in the chimney --
But I go for ever and come again no more.

Robert Louis Stevenson, 1893 (Gepubliceerd: 1895)

zondag 22 januari 2012

Klaagliedje

De taal van rouw moet ik nog leren
die taal beheersen, woorden als diep
verdriet te vermijden, die gelden
voor elk ander, voor ieder die niet
mij is, ik heb die woorden
vroeger vaak gehoord, drongen
niet door. Een nieuwe taal
met nieuwe woorden leren.
Barsten, craqueleren.
Zo gewend als ik was
in een eind aan ellende
te geloven. Maar deze droogte
is een droogte waar geen eind
aan komt. Dorheid als deze
kom je nooit meer te boven.
En dauw, eens lieflijk
glinsterend troostend
blikkert nu dreigend.
Miljarden kleine druppels
triomferen heel even
vóór ze verdwijnen.
De taal van rouw
stokt in mijn keel,
toch moet ik die nu leren
en tot de mije maken.

Judith Herzberg, Klaagliedjes (2011)