Dode Musici
I
Van u uit, Beethoven, Bach en
Mozart,
Ontvlamde de stof van mijn
dromen.
U bouwde tempels in mijn hart,
Deed torenhoog verlangen komen.
U was het vuur en ’t lichtend
pad
Van gedachten op weg naar
gebeden.
U was de storm die woedde, het
licht dat
Viel op verre riddersteden.
II
Grote namen, waar zijn jullie
nou
In deze barre tijd van jeugd die
streeft
Door doem heen naar vrede : ik
draag in rouw
Een krans van bannelingen die
zijn gesneefd.
Jullie hebben part noch deel aan
jongens die vochten
En die aan mijn zijde leden en
lachten.
De fuga’s en symfonieën die
jullie wrochtten
brachten hen niet terug in mijn
gedachten.
III
Want als mijn geest naar hen op
zoek gaat,
Dan haal ik hen terug in de taal
van de straat.
Met foxtrots verleid ik die
schimmige heren.
“Nog zo een drankje zal ons
niet deren”.
Ik denk aan ragtime, een
vleugje ragtime;
En zie hun gezichten wervelen
in ‟t rond
Op de klank van syncopische
maten.
Ze hebben zoveel leuks te
bepraten,
Thuis uit de hel met dank aan
die handige wond…
En dan stopt het lied plots; en
ik ben alleen.
Hans Huismans - Blaricum
Geen opmerkingen:
Een reactie posten